top of page
Theo Driessen

Geboren te Asten op 29 september 1901 begon Theo Driessen in de jaren twintig van de vorige eeuw als jonge onderwijzer aan de Helmondse St. Jozefschool. In het team van leerkrachten, werkzaam onder de heer Neutkens, vielen weldra zijn pedagogische kwaliteiten op, bijzonder zijn gerichtheid op muziek en andere creatieve expressies. Hij verstond de kunst de gevoeligheid van de jeugd voor muziek en schone kunsten te wekken en uit te bouwen. In 1930 al hadden de St. Jozefzangertjes een naam, die later van nationale en internationale betekenis zou worden. De methodiek van de Amerikaanse zangpedagoge Justine Ward werd door Theo Driessen met groot succes toegepast zoals zou blijken tijdens talloze demonstraties in Nederland, het UNESCO-congres van 1946 in Parijs en het "Internationales Jugend-Singtreffen" van 1948 te Bern. Toen zijn eerste pupillen de lagere school verlieten, trachtte hij de jongens op te vangen in de verkennerij.
Terwijl op de basisschool de sopranen en alten gekweekt werden konden uit diverse verkennersgroepen de tenoren en bassen gerekruteerd worden. De St. Jozefzangertjes werden met het St. Jozefkoor, een monsterkoor, dat echter in staat bleek het Gregoriaans, de kerkmuziek waarover Gods adem gegaan schijnt te zijn, op zeer subtiele wijze te vertolken evenals die onsterfelijke muziek uit de Middeleeuwen. Grote namen als die van Josquin des Prez, Orlando di Lasso, Johannes Ockeghem, Philip de Monte, Palestrina, da Vitoria werden gemeengoed, niet alleen van dit koor, maar ook van de toen nog talrijke kerkbezoekers.
 

Foto Theo Driessen - jong.JPG

De invloed van het culturele werk van Theo Driessen strekte zich niet alleen uit tot de kring van zijn leerlingen, maar ook tot de gehele parochiegemeenschap en ver daarbuiten. Allerlei musische bezigheden begonnen zich te ontplooien: lekenspel, blokfluitgroepen, dansgroepen. In 1951 kwam de Vereniging Theo Driessen tot stand en enkele jaren later het Theo Driessen-Instituut, waar naast de alledaagse creatieve activiteiten de kamermuziekcyclus gevestigd werd. In 1963 werd het instituut landelijk met afdelingen in Noord-Brabant, Limburg, Gelderland en Friesland. Theo Driessen stond weldra aan het hoofd van de Vereniging voor musische vorming met zo'n 3000 leerlingen en 100 leerkrachten. In 1967 nam hij afscheid als hoofd van de St. Jozefschool en trok zich geleidelijk aan terug uit andere activiteiten.
 

Het GIKO ging een groot deel van zijn werk overnemen. In oktober 1974 werd hij begiftigd met de gouden erepenning van de gemeente Helmond bij gelegenheid waarvan ook het bronzen portret, van de Limburgse beeldhouwer Wim Rijvers, werd onthuld. De trouwe bezoekers van de Hoogmis in de St. Jozefkerk zagen Theo Driessen vrijwel elke zondag staan bij de St. Jozefzangertjes en het Sint Jozefkoor. Ook zag men hem in de concertcyclus, welke in zijn instituut gegeven werd. Maar, omdat zijn hart het niet laten kon, non-actief kon hij niet blijven: hij bleef begaan met het werk voor de creativiteitsontwikkeling. 

20230503 Theo Driessen met kinderen in St. Jozefkerk.JPG

Theo Driessen met zangertjes (of klas) in de St. Jozefkerk rond de jaren '60

Waar haalde deze "grootste cultuurdrager van de stad", zoals mr. Frans Jozef van Thiel hem eens betitelde, de energie, de motivatie voor al zijn belangeloos verrichte werkzaamheden vandaan? Allen, die Theo Driessen van nabij gekend hebben, weten, dat hij een diepreligieus mens was. In zijn religieuze gerichtheid vond hij de inspiratie voor zijn werk, dat allereerst gericht was op een respectvolle verzorging van de eredienst. Het bezingen van God was het allereerste. Daarvoor was een koor nodig, maar voor een goed koor is vorming vereist. Die vorming kwam er op het moment, dat het kind er het meest gevoelig voor was. Zo kon er een koor ontstaan.
 

Natuurlijk, Theo Driessen heeft zijn tijd mee gehad. Zijn ideeën sloegen aan bij zijn collega Hein Houët, organist van de St. Jozefkerk, en bij vele ouders en belangstellenden. Van ontkerkelijking was geen sprake - integendeel. De pelgrimages naar Solesmes waren uitstekende leergangen in het Gregoriaans. Het liturgische leven in de St. Jozefkerk was een voorbeeld voor de stad. Eerst later werden de activiteiten van Theo Driessen meer buitenkerks. De bron van zijn werkkracht lag binnen die kerk, waarin hij in 1930 al veranderingen aanbracht: het koor vóór in de kerk en niet op de zangzolder achteraan. Het moest een schakel zijn tussen priester en het volk. 
 

In de 60-jaren raakte de Nederlandse kerkprovincie naar het scheen volledig op drift. In 1964 begon de liturgievernieuwing. In weerwil van allerlei aanpassingen liepen de kerken leeg. Dat ging ook Theo Driessen aan het hart. Overigens had hij alle respect voor de eigentijdse religieuze scheppingen, als ze maar goed waren. "De moderne kerkmuziek is vaak zo moeilijk, dat je er vakmensen voor nodig hebt en onze koren bestaan voornamelijk uit amateurs. Ik zie wel toekomst in het Nederlandse kerklied, maar dat vraagt tijd" verklaarde hij eens tijdens een interview, "maar ik hoop, dat men het Gregoriaans niet beschouwt als muziek, die uitstuitend uit het verleden stamt. Het Gregoriaans ondergaat geleidelijk tal van veranderingen en is daarom ook eigentijds. We zullen de Nederlandse liederen niet meer kunnen missen, maar de Latijnse liturgie ook niet. Waarom zouden beide vormen niet goed zijn?" Hiermee drukte hij de houding uit van de man, die het verleden respecteerde en open stond voor het nieuwe, al had hij er wel eens moeite mee.

 

Theo Driessen overleed na een kortstondige ziekte op 7 november 1977. 

bottom of page